Laatst moest ik terugdenken aan een gesprek dat ik had met mijn nicht.
Op de terugweg in de auto hadden we het erover dat als onze tante overlijd, wij alleen elkaar nog hebben in Nederland. Andere bloedfamilie van mijn moederskant is er niet hier. Die gedachte vind ik eng. Toen we het erover hadden dacht ik er nuchter over. Ik dacht het is wat het is. Ik ben gewend om met niet veel familie contact te hebben en dat mijn vaders kant bijna tot niet in mijn leven is vanaf kleins af aan.
Van de week kreeg ik te horen dat mijn tante griep had. Griep kan voor haar fataal zijn dus ik had mij best veel zorgen gemaakt. Vandaar dat ik terugdacht aan het gesprek met mijn nicht. Ik werd geconfronteerd met het feit dat, als mijn tante er niet meer is, ik niemand meer heb behalve mijn nicht als familie. Mijn tante in Tilburg is de enige waarbij ik onaangekondigd bij zou blijven slapen en als kind aan huis voel. Ik zie mezelf dat niet snel doen bij mijn andere familieleden voor een langere periode. Ik heb die band denk ik ook niet. Natuurlijk heb ik hier ook mijn eigen hand in, maar ik voel mij ook niet altijd verbonden.
Soms doe ik een poging tot het zoeken naar contact, maar toch voel ik mij niet altijd thuis. Niet zoals bij mijn tante in Tilburg. Deels komt het omdat ik letterlijk daar ben opgegroeid en ze zowel mijn slechte als goede kanten heeft gezien. Ik weet eerlijk gezegd ook niet wat ik met mezelf aanmoet als zij er niet meer is. Ik denk dat ik dan instort en ontroostbaar ben. Ik ben bang dat wanneer dat gebeurt mijn ouders zich nog meer gaan wenden tot het geloof omdat ze niet weten wat ze met mij aanmoeten op dat moment. Ik ben bang dat niemand mij daartegen kan beschermen.
Reactie plaatsen
Reacties